Vertaling van "geschikt voor vochtige eiken-essenbossen " (Nederlands → Frans) :

De valleibodems van de kleine beken en de alluviale terrassen van de Ourthe zijn geschikt voor vochtige eiken-essenbossen en alluviale bossen.
Les fonds de vallées des petits ruisseaux et les terrasses alluviales de l'Ourthe permettent quant à eux l'apparition de chênaies-frênaies humides et de forêts alluviales.

Op de meest abrupte en onstabiele hellingen komen ravijnbossen voor terwijl alluviale bossen en vochtige eiken-essenbossen de valleibodems bezetten.
Sur les pentes les plus abruptes et instables apparaissent des forêts de ravin, tandis que des forêts alluviales et des chênaies-frênaies humides occupent les fonds de vallées.

De valleibodems herbergen vochtige eiken-essenbossen en alluviale bossen.
Les fonds de vallée abritent quant à eux chênaies-frênaies humides et forêts alluviales.

De meest vochtige gebieden gebonden aan de valleibodems en aan de doorsijpelingsgebieden zijn dan weer de habitat vanclimax-eiken-essenbossen en alluviale bossen.
Les zones plus humides liées aux fonds de vallées et aux suintements abritent quant à elles des chênaies-frênaies climaciques et des forêts alluviales.

Op de steilere of onstabielere hellingen ontwikkelen zich lommerrijke en thermofiele hellingbossen, zeldzame habitats op Waalse schaal, terwijl alluviale bossen en climax-eiken-essenbossen zijn te vinden op vochtige valleibodems.
Sur les versants les plus abrupts et instables se développent des forêts de pentes ombragées et thermophiles, habitats rares à l'échelle wallonne, tandis que des forêts alluviales et des chênaies-frênaies climaciques occupent les fonds de vallée humides.

Deze bossen vormen een mozaïek van vochtige eiken-haagbeukenbos (9130), climax-eikenbossen (9160) en elzen-essenbossen, beekjes en bronnen (91E0 *).
Ces forêts forment une mosaïque de hêtraies neutrophiles (9130), de chênaies climaciques (9160) et de frênaies-aulnaies des sources et ruisselets (91E0 *).

Deze eenheid is veelzijdig en herbergt de vochtige eiken-essenbossen met hyacinten (voornamelijk een gedeelte van het bos van rapois), herkolonisatiebebossingen op braakliggende weiden, struikgewassen, aanplantingen van inheemse loofsoorten.
Cette unité est très diversifiée et reprend les chênaies-frênaies humides à jacinthe (principalement une partie du bois du rapois), des boisements de recolonisation sur friches prairiales, des fourrés, des plantations de feuillus indigènes.