Bovendien heeft de wetgever, zoals het Hof in zijn voormeld arrest nr. 139/2013 in herinnering heeft gebracht, een zo groot mogelijk parallellisme willen verwezenlijken tussen de procedure van betwisting van het vaderschapsvermoeden en die van betwisting van de vaderlijke erkenning.
En outre, comme la Cour l'a rappelé dans son arrêt n° 139/2013, précité, le législateur a voulu réaliser un parallélisme maximal entre la procédure de contestation de la présomption de paternité et la procédure de contestation de la reconnaissance de paternité.