III. - Rechthebbende op de hersteltegemoetkoming Art. 6. Het recht op de hersteltegemoetkoming ontstaat op het ogenblik van de schade in hoofde van degene die, op dat ogenblik : 1° eigenaar is van het goed bedoeld in artikel 8; 2° het in artikel 8 bedoelde goed uitbaat, in geval van schade aan de land- en tuinbouwgoederen als het gaat om beplantingen of oogsten.
III. - Bénéficiaires de l'aide à la réparation Art. 6. Le droit à l'aide à la réparation naît, au moment du dommage, dans le chef de celui qui, à ce moment : 1° est propriétaire du bien visé à l'article 8; 2° exploite le bien visé à l'article 8 en cas de dommages aux biens agricoles et horticoles lorsqu'il s'agit de plantations ou de récoltes.