(8) De lidstaten kunnen maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat het onderzoeken en vervolgen van delicten die verband houden met racisme en vreemdelingenhaat niet uitsluitend afhangt van aangifte of beschuldiging door het slachtoffer, dat vaak bijzonder kwetsbaar is en ongaarne een gerechtelijke procedure instelt.
(8) Les États membres peuvent prendre des mesures afin que les enquêtes et les poursuites relatives aux infractions relevant du racisme ou de la xénophobie ne dépendent pas exclusivement de déclarations ou d'accusations émanant des victimes, qui sont souvent particulièrement vulnérables et hésitent à engager des poursuites.