Het Ho
f wordt ondervraagd over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van het onderscheid dat de artikelen 114, § 8, 2°, van de wet van 21 maart 1991 en 442bis van het Strafwetboek maken tussen, enerzijds, de persoon die gebruik maakt van een telecommunicatiemiddel om iemand overlast te bezorgen en, anderzijds, diegene die iemand belaagt door diens rust ernstig te verstoren, in zoverre het gedrag van de ee
rstgenoemde persoon zwaarder kan worden bestraft (namelijk met een gevangenisstraf van één tot vier jaar of
...[+++] met een geldboete van vijfhonderd tot vijftigduizend euro of met één van die straffen alleen) dan dat van de laatstgenoemde (namelijk met een gevangenisstraf van vijftien dagen tot twee jaar en met een geldboete van vijftig euro tot driehonderd euro of met één van die straffen alleen).La Cour est interrogée s
ur la compatibilité avec les articles 10 et 11 de la Constitution de la différence que font les articles 114, § 8, 2°, de la loi du 21 mars 1991 et 442bis du Code pénal entre, d'une part, la personne qui utilise un moyen de télécommunications afin d'importuner quelqu'un et, d'autre part, celle qui harcèle quelqu'un en affectant gravement sa tranquillité, en ce que le comportement de la première personne est susceptible d'être sanctionné plus lourdement (à savoir par un emprisonnement d'un à quatre ans et une amende de cinq cents à cinquante mille euros ou une de ces peines seulement) que celui de la seconde (à sav
...[+++]oir par un emprisonnement de quinze jours à deux ans et une amende de cinquante à trois cents euros ou une de ces peines seulement).