Daarenboven bevat het bilateraal uitleveringsverdrag van 7 juli 1997 de klassieke bepaling die zegt dat wanneer de uitlevering wegens de nationaliteit niet mogelijk is, de aangezochte staat (hier dus Marokko) de verplichting heeft om de zaak aan zijn gerechtelijke autoriteiten voor te leggen teneinde vast te stellen of de eigen onderdaan aldaar kan vervolgd worden.
La convention d'extradition bilatérale du 7 juillet 1997 contient en outre la disposition classique selon laquelle lorsque l'extradition n'est pas possible en raison de la nationalité, l'Etat requis (en l'occurrence, le Maroc) doit soumettre l'affaire à ses autorités judiciaires compétentes afin de déterminer si son ressortissant peut être poursuivi sur place.