Het feit dat de personeelsleden aan wie een verlof voor een opdracht in het belang van het onderwijs wordt verleend om de opdrachten van de pedagogische inspectie-begeleiding te vervullen luidens artikel 13, 7°, van het decreet van 24 maart 2003 voor een selectieprocedure geslaagd moeten zijn, wat niet het geval is voor de inspecteurs godsdienstonderricht, kan het verschil in behandeling niet verantwoorden.
Le fait que les membres du personnel auxquels un congé pour mission dans l'intérêt de l'enseignement a été accordé pour remplir les missions de l'inspection-guidance pédagogique doivent, en vertu de l'article 13, 7°, du décret du 24 mars 2003, avoir réussi une procédure de sélection, ce qui n'est pas le cas des inspecteurs de l'enseignement religieux, ne peut justifier la différence de traitement.