Met betrekking tot de bepalingen van de twee wetten van 25 mei 2000 die, zoals hierboven is opgemerkt, bepalingen overnemen die door het Hof in zijn arresten
nrs. 52/99 en 68/99 werden vernietigd, merkt het Hof ten slotte op dat die vernietigingen zijn gegrond op het feit
dat het niet aan de wetgever toekwam koninklijke besluiten te bekrachtigen die, zonder uitdrukkelijke machtiging door een bijzonderemachtenwet, op een fundamentele manier een aangelegenheid aantastten die door artikel 182 van de Grondwet uitdrukkelijk
aan de wet ...[+++]gever was voorbehouden.
Enfin, en ce qui concerne les dispositions des deux lois du 25 mai 2000 qui, comme il a été relevé ci-dessus, reprennent des dispositions annulées par la Cour par ses arrêts nos 52/99 et 68/99, la Cour relève que ces annulations ont été fondées sur le fait qu'il n'appartenait pas au législateur de confirmer des arrêtés royaux qui, sans habilitation expresse par la loi de pouvoirs spéciaux, affectaient de manière fondamentale une matière que l'article 182 de la Constitution réservait explicitement au législateur.