« Houdt artikel 58, tweede lid van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming een schending in van de artikelen 10 en 11 G.W. voor zover die regel in de daarin bepaalde materies de termijn van hoger beroep doet lopen van na de uitspraak, ook wanneer deze uitspraak op tegenspraak werd geveld, en niet vanaf de betekening op een willekeurig ogenblik door de meest gerede partij en bij ge
brek aan specifieke wettelijke bepaling nopens de a
anvang van de beroepstermijn in de procedure op verzoekschrift op tegenspraak (artikel 103
...[+++]4bis Ger.W.) ?
« L'article 58, alinéa 2, de la loi du 8 avril 1965 relative à la protection de la jeunesse viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution en ce que cette règle fait courir le délai d'appel dans les matières y mentionnées à partir du prononcé, même si la décision a été rendue contradictoirement, et non à partir de la signification à un moment quelconque par la partie la plus diligente, et à défaut d'une disposition légale spécifique concernant le commencement du délai d'appel dans la procédure sur requête contradictoire (article 1034bis C. jud.) ?