8. De ambtenaren van elke Partij die aangesteld zijn in de gemeenschappelijke centra, kunnen zich op het grondgebied van de andere Partij begeven en er hun dienst uitoefenen middels het dragen van hun nationale uniform of een duidelijk onderscheidend kenteken, alsook van hun individuele dienstwapens en elk ander toegelaten dwangmiddel, maar dit enkel en alleen om in voorkomend geval de wettige verdediging te verzekeren van zichzelf of van anderen, overeenkomstig de wetten en voorschriften van de Staat waar zij zich bevinden.
8. Les agents de chaque Partie affectés dans les centres communs peuvent se rendre sur le territoire de l'autre Partie et effectuer leur service en portant leur uniforme national ou un signe distinctif apparent, ainsi que leurs armes individuelles de service et tout autre moyen de contrainte autorisé à la seule fin d'assurer le cas échéant leur légitime défense ou celle d'autrui, conformément aux lois et règlements de l'Etat de séjour.