Art. 15. § 1. Onverminderd de ambtsbevoegdheid van de officieren van de gerechtelijke politie zijn de gerechtelijke agenten bij de parketten, de rijkswacht, de gemeentelijke politie alsmede de door de Koning hiertoe aangewezen ambtenaren bevoegd om de inbreuken op de bepalingen van dit hoofdstuk op te sporen en vast te stellen.
Art. 15. § 1. Sans préjudice de la compétence des officiers de la police judiciaire, les agents judiciaires près les parquets, la gendarmerie, la police communale, ainsi que les agents désignés par le Roi à cet effet, sont habilités à rechercher et à constater les infractions aux dispositions du présent chapitre.