1.2.1.3 The device shall be supplied with a voltage of 6·5, 13 or 26 volts measured at the terminal of the source of electric power, corresponding respectively to a rated voltage of 6, 12 or 24 volts.
1.2.1.3 De signaalinrichting wordt naargelang van het geval gevoed met een spanning van 6,5 , 13 of 26 V , gemeten bij de uitgang van de bron van elektrische energie overeenkomende met een nominale spanning van respectievelijk 6 , 12 of 24 V .