Chez les nouveaux-nés de mères ayant utilisé un ISRS/ISRN pendant la dernière phase de la grossesse, les symptômes suivants peuvent survenir: difficultés respiratoires, cyanose, apnées, instabilité de la température, difficultés d’alimentation, vomissements, hypoglycémie, hypertonie, hypotonie, hyperréflexie, tremblements, nervosité, irritabilité, léthargie, pleurs continuels, somnolence et difficultés d’endormissement.
De volgende verschijnselen kunnen voorkomen bij pasgeborenen waarbij de zwangere vrouw tijdens de laatste fase van de zwangerschap een SSRI/SNRI gebruikte: ademhalingsmoeilijkheden, cyanose, apnoe, insulten, temperatuurinstabiliteit, moeilijkheden bij het voeden, braken, hypoglycemie, hypertonie, hypotonie, hyperreflexie, tremor, zenuwachtigheid, geïrriteerdheid, lethargie, continu huilen, slaperigheid en moeilijkheden met slapen.