Il s’agit notamment de : analogues nucléosidiques antirétroviraux (utilisés pour traiter le VIH, virus de l’immunodéficience humaine, agent provoquant le SIDA), acide acétylsalicylique (substance présente dans de nombreux médicaments pour soulager la douleur et réduire la fièvre), amiodarone (utilisé pour traiter la tachycardie), rifampicine (utilisée pour traiter la tuberculose), valproate (utilisé pour traiter les crises d’épilepsie, la dépression, les migraines et la schizophrénie).
Deze zijn: antiretrovirale nucleosideanalogen (gebruikt voor de behandeling van hiv, het humane immunodeficiëntievirus, de veroorzaker van aids), acetylsalicylzuur (een stof die in veel medicijnen zit en pijn en lage koorts verlicht), amiodaron (gebruikt voor de behandeling van een onregelmatige hartslag), rifampicine (gebruikt voor de behandeling van tuberculose), valproaat (voor de behandeling van stuipen, depressie, migraine en schizofrenie).