Par pratique de dopage, il convient d'entendre, selon l'article 2, 6°, de ce décret : (a) l'utilisation de substances et de moyens qui, conformément à l'article 22, sont interdits par le Gouvernement; (b) l'utilisation de substances ou l'emploi de moyens en vue d'amplifier artificiellement les performances du sportif lorsque ceux-ci peuvent être nuisibles à son intégrité physique ou psychique; (c) l'utilisation de substances ou l'emploi de moyens dans le but de masquer des pratiques de dopage visées sous (a) et (b).
Onder een dopingpraktijk moet volgens artikel 2, 6°, van het decreet worden verstaan : (a) het gebruik van substanties en middelen die, overeenkomstig artikel 22, door de Regering zijn verboden; (b) het gebruik van substanties of de aanwending van middelen met het oog op het kunstmatig opvoeren van het rendement van de sportbeoefenaar, wanneer hierdoor schade kan worden veroorzaakt aan zijn fysieke of psychische integriteit; (c) het gebruik van substanties of het aanwenden van middelen die ertoe strekken dopingpraktijken, zoals bedoeld onder (a) en (b), te verdoezelen.