Art. 19. § 1. Dans les zones désignées en application de l'article 9 ou les communes et localités désignées en application de l'article 12, chaque chien ou chat qui, sans provocation, a mordu ou griffé une personne, même s'il ne montre pas de signes de rage, doit être isolé par le responsable et placé sous la surveillance d'un vétérinaire agréé.
Art. 19. § 1. In de zones aangeduid in toepassing van artikel 9 of de gemeenten en gebieden aangeduid in toepassing van artikel 12, dient iedere hond of kat die zonder uitlokking een persoon gekrabd of gebeten heeft, zelfs al vertoont het dier geen symptomen van hondsdolheid, door de verantwoordelijke afgezonderd en onder toezicht te worden geplaatst van een erkende dierenarts.