En troisième lieu, la deuxième question préjudicielle invite la Cour à comparer des catégories de personnes qui ne sont pas suffisamment comparables au regard des articles 10 et 11 de la Constitution, à savoir, d'une part, celles qui ont commis une infraction visée à l'article 146 du décret du 18 mai 1999 et, d'autre part, celles qui exploitent un établissement incommode en contradiction avec le décret du 28 juin 1985 relatif au permis d'environnement mais qui obtiennent par la suite un permis d'environnement.
Op de derde plaats nodigt de tweede prejudiciële vraag het Hof uit categorieën van personen te vergelijken die niet voldoende vergelijkbaar zijn ten aanzien van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, namelijk, enerzijds, diegenen die een in artikel 146 van het decreet van 18 mei 1999 bedoeld misdrijf pleegden en, anderzijds, diegenen die, in strijd met het milieuvergunningsdecreet van 28 juni 1985, een hinderlijke inrichting exploiteren maar naderhand een milieuvergunning krijgen.