Art. 3. Pour la détermination de la durée du travail du personnel non roulant préposé aux activités de chargement et de déchargement, le temps de disponibilité prévisible pendant lequel l'ouvrier est à la disposition de l'employeur bien que, en raison de l'absence de véhicules et/ou de marchandises dont il devrait s'occuper, il ne pourra effectuer sa prestation ni aucune autre activité accessoire, n'est pas considéré comme temps de travail.
Art. 3. Voor de vaststelling van de arbeidsduur van het niet-rijdend personeel aangesteld tot laden en lossen wordt de voorziene beschikbaarheidstijd gedurende dewelke de arbeider ter beschikking staat van de werkgever, alhoewel hij geen prestatie kan leveren noch een andere bijkomende activiteit kan uitoefenen wegens de afwezigheid van voertuigen en/of van goederen waarmede hij zich zou moeten bezighouden, niet als arbeidstijd beschouwd.