Art. 16. A l'article 2 du même arrêté, les modifications suivantes sont appor
tées : 1) le 1° est remplacé par ce qui suit : « 1° la formation conduisant à l'obtention du titre de formation de sage-femme garantit que le professionnel concerné a acquis : a) une connaissance approfondie des sciences qui sont à la base des activités de sage-femme, notamment de la maïeutique, de l'obstétrique et de la gynécologie ;
b) une connaissance adéquate de la déontologie de la profession et de la législation pertinente pour l`exercice de la profes
...[+++]sion ; c) des connaissances adéquates en médecine (fonctions biologiques, anatomie et physiologie) et en pharmacologie dans le domaine de l'obstétrique et du nouveau-né, ainsi qu'une connaissance des relations existant entre l'état de santé et l'environnement physique et social de l'être humain, et de son comportement ; d) une expérience clinique adéquate acquise dans des établissements agréés permettant à la sage-femme de dispenser, de façon indépendante et sous sa propre responsabilité, dans la mesure nécessaire et à l'exclusion des cas pathologiques, les soins prénataux, de procéder à un accouchement et d'en assurer les suites dans des établissements agréés, et de superviser le travail et la naissance, les soins postnataux et la réanimation néonatale dans l'attente d'un médecin ; e) une compréhension adéquate de la formation du personnel de santé et expérience de la collaboration avec ce personnel».Art. 16. 16. In artikel 2 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1) de bepaling onder 1° wordt als volgt vervangen: " 1° de opleiding waarmee de opleidingstitel van verloskundige wordt verkregen, waarborgt dat de betrokken beroepsbeoefenaar: a) grondige kennis heeft verworven van de wetenschappen waarop de werkzaamheden van de verloskundige berusten, met name de maieutiek, de verloskunde en d
e gynaecologie; b) adequate kennis van de beroepsethiek
en de wetgeving die relevant is voor de uitoefening van het
...[+++]beroep; c) adequate kennis van de geneeskunde (biologische functies, anatomie en fysiologie) en van de farmacologie op het gebied van de verloskunde en de perinatologie, alsmede kennis van het verband tussen de gezondheidstoestand en de fysieke en sociale omgeving van de mens en van zijn gedrag; d) adequate klinische ervaring, zelfstandig en onder eigen verantwoordelijkheid opgedaan in erkende inrichtingen waar verloskundigen, voor zover nodig en met uitsluiting van pathologische situaties, prenatale zorg kunnen verstrekken, een bevalling kunnen uitvoeren en kunnen zorgen voor de opvolging daarvan in erkende instellingen, en toezicht kunnen houden bij baringen en bevallingen, postnatale zorg en neonatale reanimatie, in afwachting van de komst van een arts; e) op de hoogte is van de opleiding van beoefenaars van gezondheidszorgberoepen en ervaring heeft op het gebied van samenwerking met deze beoefenaars".