Comme il ressort de l'arrêt de renvoi, par un arrêt du 18 mai 2012 ordonnant la réouverture des débats entre les parties au litige, le juge a quo a jugé que la cotisation d'affiliation d'office avait le caractère d'une sanction pénale au sens de l'article 6 de la Convention européenne des droits de l'homme en raison de la généralité de son application et de son caractère dissuasif prédominant, de même que de l'importance des sommes pouvant être mises à charge des employeurs.
Zoals blijkt uit het verwijzingsarrest, heeft de verwijzende rechter, bij zijn arrest van 18 mei 2012 waarbij de heropening van de debatten tussen de partijen bij het geschil is bevolen, geoordeeld dat de bijdrage voor ambtshalve aansluiting het karakter van een strafsanctie in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens had wegens de algemeenheid van de toepassing ervan en wegens het overwegend ontradende karakter ervan, alsook wegens de omvang van de bedragen die ten laste van de werkgevers kunnen worden gelegd.