Compte tenu de ces spécificités, il n'est pas dénué de justification raisonnable que le législateur ait requis le consentement préalable des magistrats concernés dans les hypothèses précitées, mais ne l'ait pas prévu aux articles 26 et 147 attaqués : ces dernières dispositions réglementent en effet une hypothèse de mobilité interne, à savoir celle dans laquelle il est envisagé d'affecter un magistrat à une autre division du tribunal auquel il a été nommé originairement, même si le ressort territorial de compétence de ce tribunal a été étendu.
Rekening houdend met die specifieke elementen, is het niet zonder redelijke verantwoording dat de wetgever de voorafgaande toestemming van de betrokken magistraten heeft vereist in de voormelde gevallen, maar die niet heeft vastgelegd in de bestreden artikelen 26 en 147 : die laatste bepalingen regelen immers een geval van interne mobiliteit, namelijk dat waarin wordt overwogen een magistraat aan te stellen in een andere afdeling van dezelfde rechtbank waarin hij oorspronkelijk is benoemd, zelfs indien het territoriale bevoegdheidsgebied van die rechtbank is uitgebreid.