2. Onverminderd artikel 12 mogen de Lid-Staten de volgende produkten als tussenprodukten behandelen: elke niet-mousserende gegiste drank die onder de werkingssfeer van artikel 12, punt 1, valt en een effectief alcoholvolumegehalte van meer dan 5,5 % vol heeft, dat niet volledig door gisting is verkregen, alsmede elke mousserende gegiste drank die onder de werkingssfeer van artikel 12, punt 2, valt en een effectief alcholvolumegehalte van meer dan 8,5 % vol heeft, dat niet volledig door gisting is verkregen.
2. Notwithstanding the provisions of Article 12, Member States may treat as an intermediate product any still fermented beverage falling within the scope of Article 12 (1) which has an actual alcoholic strength exceeding 5,5 % vol. and which is not entirely of fermented origin, and any sparkling fermented beverage falling within the scope of Article 12 (2) which has an actual alcoholic strength exceeding 8,5 vol. and which is not entirely of fermented origin.