1. Artikel 14. 3. g), van het Internationaal Verdrag van 19 december 1966 inzake burgerrechten en politieke rechten (B.U.P.O.), krachtens hetwelk, bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde strafvordering, een ieder recht heeft op de garantie niet te worden gedwongen tegen zichzelf te getuigen of een bekentenis af te leggen, staat als zodanig niet in de weg aan het onder ede horen van een getuige door een parlementaire onderzoekscommissie.
1. L'article 14.3. g), du Pacte international du 19 décembre 1966 relatif aux droits civils et politiques en vertu duquel, lors de la détermination du bien-fondé d'une action publique exercée contre elle, toute personne a droit à ne pas être forcée de témoigner contre elle-même ou de s'avouer coupable, ne fait pas obstacle à ce qu'un témoin soit entendu sous serment par une commission d'enquête parlementaire.