Deze bepaling vindt zijn oorsprong in de vaststelling dat de kabinetten van de onderzoeksrechters, die normalerwijze zouden moeten belast worden met de belangrijkste zaken, in werkelijkheid bij wijlen volstrekt ten onrechte overspoeld worden door klachten met burgerlijke partijstelling die ofwel betrekking hebben op relatief eenvoudige feiten, ofwel in wezen betwistingen van burgerrechtelijke aard zijn.
Cette disposition est née du constat paradoxal que les cabinets des juges d'instruction, qui devraient logiquement s'attacher aux enquêtes les plus importantes, sont dans la réalité des faits encombrés de manière parfois totalement abusive par des plaintes avec constitution de partie civile qui tantôt concernent des faits relativement insignifiants, tantôt présentent un caractère civil manifestement prédominant.