Met betrekking tot de Beroepsvereniging voor Weddenschappen, eerste verzoekende partij in de zaak nr. 1988, voegt de Ministerraad eraan toe dat de rechtsleer ervan uitgaat dat een groepering niet het vereiste belang bezit om in rechte te treden wanneer het nadeel het doel raakt voor de verdediging waarvan de groep is opgericht en dat het beroep tot vernietiging dus onontvankelijk is, vermits de verzoekende partij beweert dat de activiteiten van haar leden aanzienlijk worden beperkt en dat, derhalve, haar maatschappelijk doel daarvan de gevolgen dreigt te ondergaan.
En ce qui concerne l'U.P.A.P., première partie requérante dans l'affaire n° 1988, il ajoute que la doctrine considère qu'un groupement n'a pas l'intérêt requis pour ester en justice lorsque le préjudice affecte le but pour la défense duquel il a été créé et que le recours en annulation est donc irrecevable puisque la partie requérante soutient que les activités de ses membres sont sensiblement réduites et que, partant, son objet social risquerait d'en subir les conséquences.