Art. 3. Voor het vervullen van de taken bedoeld in de artikelen 4, 5, 7, 10, 14 van de wet van 5 maart
1998 betreffende de voorwaardelijke invrijheidstelling en tot wijziging van de wet van 9 april 1930 tot bescherming
van de maatschappij tegen de abnormalen en de gewoontemisdadigers, vervangen door de wet van 1 juli 1964, en in de artikelen 7 tot 18 van de wet van 18 maart 1998 tot instelling van de commissies voor de voorwaardelijke invrijheidstelling, wordt aan de overeenkomstig artikel 1 van dit koninklijk
besluit a ...[+++]angewezen personen machtiging verleend om het identificatienummer te gebruiken van de personen die ingeschreven zijn in het Rijksregister van de natuurlijke personen.
Art. 3. Pour l'accomplissement des missions visées aux articles 4, 5, 7, 10, 14 de la loi du 5 mars 1998 relative à la libération conditionnelle et modifiant la loi du 9 avril 1930 de défense sociale à l'égard des anormaux et des délinquants d'habitude, remplacée par la loi du 1 juillet 1964 et aux articles 7 à 18 de la loi du 18 mars 1998 instituant les commissions de libération conditionnelle, les personnes désignées conformément à l'article 1 du présent arrêté sont autorisées à utiliser le numéro d'identification des personnes inscrites au Registre national des personnes physiques.