§ 1. De minister of zijn gemachtigde kent een machtiging tot verblijf van meer dan drie maanden toe aan de vreemde echtgenoot van een vreemdeling die gemachtigd is tot een verblijf in het Rijk in de hoedanigheid van vreemdeling die tijdelijke bescherming geniet op basis van artikel 57/30 en aan de minderjarige ongehuwde kinderen van de ene of de andere, die hiertoe een aanvraag indienen, voor zover de betrokkene zich niet bevindt in één van de gevallen voorzien in artikel 3, eerste lid, 5 tot 8°, of, wat de in § 4 bedoelde familieleden betreft, in één van de in artikel 57/32, § 1, bedoelde gevallen.
§ 1. Le ministre ou son délégué accorde l'autorisation de séjour de plus de trois mois au conjoint étranger d'un étranger autorisé au séjour dans le Royaume en tant que bénéficiaire de la protection temporaire sur la base de l'article 57/30, et aux enfants mineurs célibataires de l'un ou de l'autre, qui en font la demande, pour autant que l'intéressé ne se trouve pas dans un des cas prévus à l'article 3, alinéa 1, 5° à 8°, ou, en ce qui concerne les membres de la famille visés au § 4, dans un des cas prévus à l'article 57/32, § 1.