22. wijst erop dat niet-dwingende juridische instrumenten die niet scherp en effectief zijn geformuleerd negatieve gevolgen kunnen hebben voor de ontwikkeling van het EU-recht en het evenwicht tussen de instellingen kunnen verstoren, en dat daarmee dan ook zeer omzichtig moet worden omgesprongen, d.w.z. dat er alleen gebruik van mag worden gemaakt wanneer de Verdragen daarin voorzien en op een manier die exact overeenkomt met de verdeling van de bevoegdheden volgens het primaire recht, en dat de rechtszekerheid hoe dan ook moet worden gewaarborgd;
22. rappelle que puisque les instruments ambigus et inefficaces de droit non contraignant (soft law) peuvent avoir des effets négatifs sur le développement du droit de l'Union et sur l'équilibre entre les institutions, ils ne devraient être utilisés qu'avec une extrême prudence – dans les limites prévues par les traités et dans le strict respect de la répartition des compétences découlant du droit primaire –, et qu'il faut en tout cas garantir la sécurité juridique;