Traduction de «in-vitro était plus » (Français → Néerlandais) :

Les essais pré-cliniques ont d'abord indiqué que l'expansion in-vitro était plus efficace pour les CS du SC que pour les CSH de la MO (van de Ven et al., 1995).
Preklinische studies gaven initieel aan dat navelstrengbloedstamcellen (NBSC) beter in vitro kunnen worden geëxpandeerd dan beenmerg HSC (van de Ven et al., 1995).

Distribution : Le taux de liaison aux protéines plasmatiques, déterminé en milieu in vitro, était d’environ 7,2 %.
Distributie: Binding aan plasma-eiwitten bedroeg ongeveer 7,2%, zo blijkt in vitro.

La fraction de médicament non liée dans le plasma et mesurée in vitro était de 29,5 % ± 8,9 % (valeur moyenne ± ET).
De fractie van het geneesmiddel dat in plasma ongebonden is en dat in vitro werd gemeten, bedroeg 29,5% ± 8,9% (gemiddelde waarde ± SD).

La liaison de l’acide de tafluprost à l’albumine sérique humaine in vitro était de 99 % à 500 ng/ml d’acide de tafluprost.
De binding van tafluprostzuur aan humaan serumalbumine in vitro was 99 % bij 500 ng/ml tafluprostzuur.

Selon une grande étude américaine auprès de 318 patients thrombopéniques, le CCI était significativement plus bas une heure après la transfusion et le nombre de transfusions dans le groupe transfusé avec des plaquettes traitées par INTERCEPT était plus élevé de 33 % par rapport au groupe contrôle (McCullough et al., 2004).
Volgens een grote Amerikaanse studie bij 318 trombopeniepatiënten was de CCI een uur na de transfusie significant lager, en was het aantal transfusies in de groep die een transfusie met INTERCEPT behandelde bloedplaatjes kreeg 33 % hoger dan in de controlegroep (McCullough et al., 2004).

Chez ces patients, le sang prélevé peut comporter un risque accru de contamination bactérienne, identifié lors de deux études menées in vitro (Patruta et al., 1998; Jolivet-Gougeon et al., 2008). Risque plus important encore vu la fréquence plus élevée des prélèvements.
Bij deze patiënten kan het afgenomen bloed een verhoogd risico op bacteriële besmetting inhouden — vastgesteld bij een in vitro studie (Jolivet-Gougeon et al., 2008) — en er kan ook een hoger risico bestaan door de hoge frequentie van de afnamen.

Plus curieusement, une série d’échecs ont également été observés avec le sérotype 19F qui induit quant à lui une excellente réponse immunologique, mais dont on sait qu’un taux plus élevé d’anticorps de type IgG est requis pour tuer ce sérotype in vitro comparé au sérotype 6B.
Merkwaardiger is een reeks van vaccine failures met serotype 19F dat een uitstekend immuunrespons opwekt, maar waarvan geweten is dat er een groter antistofgehalte van type IgG nodig is om in vitro dit serotype te doden in vergelijking met serotype 6B.

Le dioxyde de chlore et le chlore se sont avérés les traitements les plus efficaces, surtout contre les légionelles, l’ozone était quant à lui plus actif contre les protozoaires et le cuivre-argent a produit des effets médiocres pour l’ensemble des critères étudiés. De plus, il est apparu que le cuivre-argent cause davantage de corrosion que les autres méthodes (Loret et al., 2005).
Chloordioxide en chloor waren de meest werkzame behandelingen, vooral tegen Legionella; ozon vertoonde een grotere activiteit tegen protozoa, terwijl koper-zilver maar weinig effect had voor alle onderzochte eindpunten Tevens bleek dat koper-zilver meer corrosie veroorzaakt dan de andere methodes (Loret et al., 2005).

Dans la plus grande série publiée de cas, l’hépatite était diagnostiquée chez des patients plus jeunes et la pneumonie chez des patients plus âgés et/ou immunodéprimés.
In de grootste gepubliceerde reeks van gevallen werd hepatitis gediagnosticeerd bij jongere patiënten en pneumonie bij oudere en/of immuungedeprimeerde patiënten.

In vitro, l’adhésion et l’agrégation de plaquettes humaines sont altérées par la présence d’érythrocytes conservés plus de 30 jours (Morrison et al., 2010).
In vitro worden de hechting en aggregatie van de menselijke bloedplaatjes aangetast door de aanwezigheid van erytrocyten die langer dan 30 dagen werden bewaard (Morrison et al., 2010).