Nu de wetgever rekening heeft gehouden met het grondwettelijke bestaan van vier taalgebieden, waarvan drie ééntalige taalgebieden, en hij de individuele vrijheid van taalgebruik niet méér heeft beperkt dan nodig is om ze nog langer te kunnen verzoenen met de vereisten van een goede rechtsbedeling, heeft hij een maatregel genomen die niet onevenredig is.
Etant donné qu'il a tenu compte de l'existence constitutionnelle de quatre régions linguistiques, dont trois sont unilingues, et qu'il n'a pas limité la liberté individuelle d'emploi des langues plus qu'il n'est nécessaire pour concilier cette liberté avec les exigences d'une bonne administration de la justice, il a pris une mesure qui n'est pas disproportionnée.