Le miel ne doit pas, sous réserve de l'article 1, § 2, 3°, présenter de goût étranger ou d'odeur étrangère, ni avoir commencé à fermenter, ni présenter une acidité modifiée artificiellement, ni avoir été chauffé de manière que les enzymes naturels soient détruits ou considérablement inactivés.
Behoudens het bepaalde in artikel 1, § 2, 3°, mag de honing geen vreemde smaak of reuk, noch een begin van gisting vertonen, mag de zuurtegraad niet kunstmatig zijn gewijzigd en mag de honing niet zodanig zijn verwarmd dat de natuurlijke enzymen zijn vernietigd of grotendeels geïnactiveerd.